A1.21: In de kledingwinkel

W sklepie odzieżowym

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Powiedz, kto co nosi. (Zeg wie wat draagt.)
  2. Jakie inne elementy garderoby znasz? (Welke andere kledingstukken ken je?)
  3. Opisz ubrania osoby obok ciebie. (Beschrijf de kleding van de persoon naast je.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

On ma na sobie rękawiczki.

Hij draagt handschoenen.

Ona ma na sobie pasek.

Zij draagt een riem.

Jako inny element odzieży znam "sukienkę".

Een ander kledingstuk dat ik ken is 'jurk'.

Petra ma na sobie spodnie i sweter.

Petra draagt een broek en een trui.

Ona ma na sobie kozaki.

Zij draagt laarzen.

Moja mama nosi okulary.

Mijn moeder draagt een bril.

Co dzisiaj na siebie wkładasz?

Wat draag je vandaag?

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
w rozmiarze | Czy macie | M? | tę bluzkę
Czy macie tę bluzkę w rozmiarze M?
(Hebben jullie dit shirt in maat M?)
2.
kurtkę, | tę | proszę. | Chcę | przymierzyć
Chcę przymierzyć tę kurtkę, proszę.
(Ik wil graag dit jack passen, alstublieft.)
3.
dzień? | rozmiar | na | Jaki | nosisz | co
Jaki rozmiar nosisz na co dzień?
(Welke maat draag je dagelijks?)
4.
na | lato. | butów | wygodnych | Szukam
Szukam wygodnych butów na lato.
(Ik zoek comfortabele schoenen voor de zomer.)
5.
dostępna w | sukienka jest | innych kolorach? | Czy ta
Czy ta sukienka jest dostępna w innych kolorach?
(Is deze jurk in andere kleuren verkrijgbaar?)
6.
kosztuje | na | Ile | koszula | promocji? | ta
Ile kosztuje ta koszula na promocji?
(Hoeveel kost dit overhemd in de aanbieding?)

Oefening 4: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Czy masz tę kurtkę w rozmiarze M? (Heb je dit jack in maat M?)
Chciałbym przymierzyć te niebieskie spodnie. (Ik wil graag deze blauwe broek passen.)
Ta koszula kosztuje sto pięćdziesiąt złotych. (Dit overhemd kost honderdvijftig zloty.)
Gdzie mogę znaleźć ciepłe swetry? (Waar kan ik warme truien vinden?)

Oefening 5: Clusteren van woorden

Instructie: Wijs de woorden toe aan twee categorieën: voorwerpen die je in een kledingwinkel kunt kopen, en vragen die je aan de verkoper kunt stellen.

Przedmioty dostępne w sklepie odzieżowym

Pytania zadawane w sklepie odzieżowym

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏