Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gespreksoefening
Instructie:
- Powiedz, kto co nosi. (Zeg wie wat draagt.)
- Jakie inne elementy garderoby znasz? (Welke andere kledingstukken ken je?)
- Opisz ubrania osoby obok ciebie. (Beschrijf de kleding van de persoon naast je.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
On ma na sobie rękawiczki. Hij draagt handschoenen. |
Ona ma na sobie pasek. Zij draagt een riem. |
Jako inny element odzieży znam "sukienkę". Een ander kledingstuk dat ik ken is 'jurk'. |
Petra ma na sobie spodnie i sweter. Petra draagt een broek en een trui. |
Ona ma na sobie kozaki. Zij draagt laarzen. |
Moja mama nosi okulary. Mijn moeder draagt een bril. |
Co dzisiaj na siebie wkładasz? Wat draag je vandaag? |
... |
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 3: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 4: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 5: Clusteren van woorden
Instructie: Wijs de woorden toe aan twee categorieën: voorwerpen die je in een kledingwinkel kunt kopen, en vragen die je aan de verkoper kunt stellen.
Przedmioty dostępne w sklepie odzieżowym
Pytania zadawane w sklepie odzieżowym
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.