Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gespreksoefening
Instructie:
- Nazwij każde urządzenie i jeśli możesz, powiedz, do czego jest używane. (Noem elk apparaat en, indien mogelijk, waarvoor het wordt gebruikt.)
- Które z tych urządzeń zazwyczaj używasz? (Vertel welke van die apparaten je meestal gebruikt.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
W kuchni jest piekarnik. Er is een oven in de keuken. |
W kuchni jest duża lodówka. Er is een grote koelkast in de keuken. |
Odkurzacz jest używany do sprzątania. De stofzuiger wordt gebruikt om schoon te maken. |
Włączasz grzejnik, gdy jest zimno. Je zet de radiator aan wanneer het koud is. |
Używam suszarki, aby szybciej wysuszyć ubrania. Ik gebruik de droger om mijn kleren sneller te drogen. |
Możesz włożyć swoje ubrania do szafy. Je kunt je kleren in de kledingkast leggen. |
... |
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 4: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 5: Clusteren van woorden
Instructie: Wijs de volgende woorden toe aan twee categorieën: keukenapparaten en schoonmaakapparaten.
Urządzenia kuchenne
Urządzenia do sprzątania
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.