Pools A1 module 5: W domu (Thuis)

Dit is leermodule 5 van 6 van ons Pools A1-leerplan. Elke leermodule bevat 6 tot 8 hoofdstukken.

Volledig leerprogramma: A1

Leerdoelen:

  • Opisz swój dom i bezpośrednie otoczenie. (Beschrijf je huis en de directe omgeving.)
  • Podstawowe zwierzęta domowe i rośliny w domu i wokół niego. (Basis huisdieren en planten in en rondom het huis.)

Hoofdstukken (7)

Hoofdstuk Leerdoelen Lesmaterialen Acties
A1:31 Nasz dom (Ons huis)
Leermodule 5 (A1): W domu (Thuis)
  • Opisz wszystkie pokoje i piętra domu. (Beschrijf alle kamers en verdiepingen van een huis.)
  • Zrozumieć ogłoszenie o wynajmie lub sprzedaży domu. (Een huur- of verkoopadvertentie van een huis begrijpen.)

Woordenschat en oefeningen

A1:32 Meble (Meubilair)
Leermodule 5 (A1): W domu (Thuis)
  • Opisz meble w swoim domu. (Beschrijf het meubilair in je huis.)
  • Użyj przyimków miejsca, aby wskazać położenie mebli. (Gebruik de plaatsbepalende voorzetsels om de locatie van meubels aan te geven.)

Woordenschat en oefeningen

A1:33 Zastawa stołowa (Servies)
Leermodule 5 (A1): W domu (Thuis)
  • Opisz, jakich naczyń stołowych potrzebujesz. (Beschrijf welke tafelgerei je nodig hebt.)
  • Nakrywanie stołu na przyjęcie gości. (De tafel dekken om gasten te ontvangen.)

Woordenschat en oefeningen

A1:34 Sprzęt AGD (Huishoudelijke apparaten)
Leermodule 5 (A1): W domu (Thuis)
  • Sprzęt gospodarstwa domowego i elektryczny (Huishoudelijke en elektrische apparaten)

Woordenschat en oefeningen

A1:35 Mieszkanie i zakwaterowanie (Huisvesting en accommodatie)
Leermodule 5 (A1): W domu (Thuis)
  • Poznaj różne rodzaje zakwaterowania. (Leer de verschillende soorten accommodaties.)
  • Skontaktuj się z właścicielem lub agencją, aby wynająć dom. (Neem contact op met een verhuurder of makelaar om een huis te huren.)

Woordenschat en oefeningen

A1:36 W ogrodzie (In de tuin)
Leermodule 5 (A1): W domu (Thuis)
  • Naucz się nazw pospolitych roślin i kwiatów w ogrodzie. (Leer de namen van gewone planten en bloemen in de tuin.)
  • Opisz, jak dbać o każdą z roślin. (Beschrijf hoe je voor elke plant moet zorgen.)

Woordenschat en oefeningen

A1:37 Twoje zwierzęta (Jouw huisdieren)
Leermodule 5 (A1): W domu (Thuis)
  • Poznaj podstawowe zwierzęta (zwierzęta domowe) (Leer de basisdieren (huisdieren))
  • Opisz rutyny swojego zwierzaka. (Beschrijf de routines van je huisdier.)

Woordenschat en oefeningen