A1.4: Cijfers en tellen

Liczby i liczenie

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Przeczytaj zadania obliczeniowe na głos i rozwiąż je. (Lees de rekentaken hardop voor en los ze op.)
  2. Daj innym zadanie obliczeniowe. (Geef een rekentaak aan de anderen.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Dziesięć plus dwa równa się dwanaście.

Tien plus twee is twaalf.

Dziesięć minus dwa równa się osiem.

Tien min twee is acht.

Dziesięć razy dwa równa się dwadzieścia.

Tien keer twee is twintig.

Dziesięć podzielone przez dwa równa się pięć.

Tien gedeeld door twee is vijf.

Tuzin to dwanaście.

Een dozijn is twaalf.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
lat? | Ile | masz
Ile masz lat?
(Hoe oud ben je?)
2.
lat. | pięć | Mam | dwadzieścia
Mam dwadzieścia pięć lat.
(Ik ben vijfentwintig jaar oud.)
3.
trzy | jabłka. | Na | stole | są
Na stole są trzy jabłka.
(Er liggen drie appels op tafel.)
4.
sklepie i | pięć chlebów. | Jestem w | chcę kupić
Jestem w sklepie i chcę kupić pięć chlebów.
(Ik ben in de winkel en ik wil vijf broden kopen.)
5.
stu? | policzyć | do | Czy | możesz
Czy możesz policzyć do stu?
(Kun je tot honderd tellen?)
6.
dziesięć znam | bardzo dobrze. | Liczby od | jeden do
Liczby od jeden do dziesięć znam bardzo dobrze.
(Ik ken de cijfers van één tot en met tien heel goed.)

Oefening 4: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Mam pięć jabłek na stole. (Ik heb vijf appels op tafel.)
Jestem w pracy od ósmej rano. (Ik ben sinds acht uur 's ochtends aan het werk.)
Licząc do dwudziestu idzie mi szybko i łatwo. (Tot twintig tellen gaat me snel en gemakkelijk af.)
W sklepie kupiłem trzy małe bułki. (In de winkel heb ik drie kleine bolletjes gekocht.)

Oefening 5: Clusteren van woorden

Instructie: Wijs woorden toe aan de juiste categorieën om hun gebruik makkelijker te onthouden: getallen en geld.

Liczby od 1 do 100

Pieniądze i ceny

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏