Pools A1 module 4: Opisywanie przedmiotów i osób (Objecten en mensen beschrijven)

Dit is leermodule 4 van 6 van ons Poolse A1-curriculum. Elke leermodule bevat 6 tot 8 hoofdstukken.

Volledig leerprogramma: A1

Leerdoelen:

  • Opisz, co widzisz w swoim otoczeniu. (Beschrijf wat je in je omgeving ziet.)
  • Powszechne przymiotniki i przedmioty. (Veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden en voorwerpen.)
  • Opisz wygląd ludzi i rzeczy. (Beschrijf het uiterlijk van mensen en dingen.)

Hoofdstukken (8)

Hoofdstuk Leerdoelen Lesmaterialen Acties
A1:23 Wygląd fizyczny (Fysiek en uiterlijk)
Leermodule 4 (A1): Opisywanie przedmiotów i osób (Objecten en mensen beschrijven)
  • Opisz wygląd zewnętrzny ludzi (Beschrijf het uiterlijk van mensen)
  • Używaj przymiotników do opisywania ludzi. (Gebruik bijvoeglijke naamwoorden om mensen te beschrijven.)

Woordenschat en oefeningen

A1:24 Kolory (Kleuren)
Leermodule 4 (A1): Opisywanie przedmiotów i osób (Objecten en mensen beschrijven)
  • Opisz kolory powszechnych obiektów. (Beschrijf de kleuren van gewone voorwerpen.)
  • Podstawowe, złożone i włosy kolory. (Basis-, samengestelde en haarkleuren.)

Woordenschat en oefeningen

A1:25 Emocje i uczucia (Emoties en gevoelens)
Leermodule 4 (A1): Opisywanie przedmiotów i osób (Objecten en mensen beschrijven)
  • Wyrażaj swoje podstawowe emocje. (Druk je basisemoties uit.)
  • Opisz emocje innych. (Beschrijf de gevoelens van anderen.)

Woordenschat en oefeningen

A1:26 Zmysły i postrzeganie (Zintuigen en waarnemen)
Leermodule 4 (A1): Opisywanie przedmiotów i osób (Objecten en mensen beschrijven)
  • Opisz smak, zapach, wzrok, dźwięk i dotyk (Beschrijf smaak, geur, zicht, geluid en aanraking)
  • Porównaj rzeczy (Dingen vergelijken)

Woordenschat en oefeningen

A1:27 Kształty i formy (Vormen en figuren)
Leermodule 4 (A1): Opisywanie przedmiotów i osób (Objecten en mensen beschrijven)
  • Opisz formy i kształty. (Beschrijf vormen en figuren.)
  • Opisuj podstawowe obiekty. (Beschrijf basisobjecten.)
  • Wyrażać preferencje. (Geef voorkeuren aan.)

Woordenschat en oefeningen

A1:28 Charakter i osobowość (Karakter en persoonlijkheid)
Leermodule 4 (A1): Opisywanie przedmiotów i osób (Objecten en mensen beschrijven)
  • Naucz się opisywać charakter ludzi. (Leer het karakter van mensen te beschrijven.)
  • Porozmawiaj o osobowościach. (Praat over persoonlijkheden.)

Woordenschat en oefeningen

A1:29 Stany fizyczne i doznania (Fysieke toestanden en sensaties)
Leermodule 4 (A1): Opisywanie przedmiotów i osób (Objecten en mensen beschrijven)
  • Wyrażaj, czego potrzebujesz. (Druk uit wat je nodig hebt.)
  • Opisz, jak się czujesz. (Vertel hoe je lichaam aanvoelt.)

Woordenschat en oefeningen

A1:30 U lekarza (Bij de dokter)
Leermodule 4 (A1): Opisywanie przedmiotów i osób (Objecten en mensen beschrijven)
  • Wyrażanie choroby i bólu. (Uitdrukken van ziekte en pijn.)
  • Opisz swoje dolegliwości u lekarza. (Leg je medische toestand uit bij de dokter.)

Woordenschat en oefeningen